De invloed van gezondheidsgedrag op de vruchtbaarheid

Door te leren hoe gezondheidsgedrag de vruchtbaarheid beïnvloedt, worden jongeren zich bewust van de keuzes die ze maken en hoe deze keuzes hun toekomstige vruchtbaarheid kunnen beïnvloeden. Ze kunnen herkennen dat bepaalde gewoonten, zoals roken, alcoholgebruik, drugsgebruik en ongezond eten, schadelijk kunnen zijn voor de vruchtbaarheid en voor hun mogelijke toekomstige kinderen. Door een gezonde levensstijl aan te nemen, kunnen studenten vruchtbaarheidsproblemen in de toekomst voorkomen of verminderen.

Deze module voldoet aan enkele van de minimumdoelen voor sleutelcompetentie 6 (Vaardigheden in wiskunde, exacte wetenschappen en technologie). 

*Leerlingen leggen uit hoe gezondheidsgedrag de vruchtbaarheid bij mensen beïnvloedt (doorstroomfinaliteit en dubbele finaliteit).

*Leerlingen leggen uit hoe de vruchtbaarheid bij mensen wordt beheerst (arbeidsmarktfinaliteit).

Dit onderdeel maakt deel uit van de doelstelling 'De leerlingen leggen uit hoe hormonale regeling en gezondheidsgedrag de vruchtbaarheid bij de mens beïnvloeden'. Deze module richt zich op gezondheidsgedrag; de invloed van hormonen op vruchtbaarheid wordt in een andere module behandeld.

Algemene informatie over dit onderwijsdoel:

  • Dit zijn minimumdoelen 06.26 (doorstroomfinaliteit), 06.15 (dubbele finaliteit) en 06. 7 (arbeidsmarktfinaliteit)
  • Kerncompetentie 6: Vaardigheden in wiskunde, natuurwetenschappen en techniek (wetenschappen)
  • Plaats binnen het leerplan van het katholiek onderwijs: III-BIO-d 7B/ III-BiCh-d 7B/ III-BCSW-d 9B/ III-BCW-d 9B/ III-Nat-d 7B/ III-Nat-da 2B: leerlingen leggen uit hoe (hormonale regulatie en) gezondheidsgedrag de vruchtbaarheid bij de mens beïnvloedt
  • Plaats binnen het leerplan van het gemeenschapsonderwijs: BV3_06. 26: leerlingen leggen uit hoe (hormonale regulatie en) gezondheidsgedrag de vruchtbaarheid bij mannen beïnvloedt.

Vruchtbaarheidsproblemen

*De leerlingen lichten bij de mens de bevruchting en factoren toe die de ontwikkeling van embryo en foetus beïnvloeden (doorstroom en dubbele finaliteit).

*Leerlingen illustreren de invloed van gezondheidsgedrag en de omgeving op de ontwikkeling van het embryo en de foetus (arbeidsmarktfinaliteit).

Algemene informatie over dit onderwijsdoel:

  • Dit zijn minimumdoelen 06.25 (doorstroomfinaliteit), 06.14 (dubbele finaliteit) en 06. 08 (arbeidsmarktfinaliteit)
  • Sleutelcompetentie 6: Vaardigheden in wiskunde, natuurwetenschappen en techniek 
  • Plaats binnen het leerplan van het katholiek onderwijs: III-BIO-d 6B/ III-BiCh-d 6B/ III-BCSW-d 8B/ III-BCW-d 8B/ III-Nat-d 6B/ III-Nat-da 1B: de leerlingen lichten bij de mens de bevruchting en factoren toe die de ontwikkeling van embryo en foetus beïnvloeden.
  • Plaats binnen het leerplan van het gemeenschapsonderwijs: BV3_06. 25: de leerlingen lichten bij de mens de bevruchting en factoren toe die de ontwikkeling van embryo en foetus beïnvloeden.

De bevruchting

Hieronder vind je lesmateriaal over bevruchting. In het derde jaar van de middelbare school zijn leerlingen over het algemeen al goed op de hoogte van hoe de conceptie plaatsvindt. Naast de biologische aspecten zijn leerlingen vooral geïnteresseerd in de relationele en seksuele aspecten. Lesmateriaal over relationele en seksuele aspecten is terug te vinden in de eerste module.

En wat na de bevruchting?

Naast informatie rond de bevruchting zijn leerlingen ook nog geïnteresseerd in wat er hierna volgt. Wat mogen ze verwachten van een zwangerschap? Wat als er iets fout loopt? Waar kunnen ze heen bij een ongeplande zwangerschap? Om in te gaan op deze vragen bieden we hier wat extra materiaal rond. 

Ongepland zwanger

Disclaimer

De woorden ‘vrouw’ en ‘man’ zijn in toenemende mate dubbelzinnige concepten en dienen vermeden waar mogelijk. Voor een gemakkelijke communicatie gebruiken we op dit leerplatform de termen ’vrouw’ en ‘man’ wanneer we informatie geven over biologische processen. Hierbij refereert ‘vrouw’ naar een persoon met ‘vrouwelijke’ geslachtskenmerken (bv. vulva, baarmoeder, ovaria, …) en de term ‘man’ naar een persoon met ‘mannelijke’ geslachtskenmerken (bv. penis, testes), hoewel we er ons van bewust zijn dat:

1) Er heel wat intersekse personen of personen met variaties in geslachtskenmerken bestaan;

2) Er heel wat mensen bestaan waarbij de genderidentiteit niet of niet volledig overeenstemt met de geslachtskenmerken.

Wanneer we informatie geven over relationele aspecten, refereert ‘vrouw’ echter niet naar biologische kenmerken, maar wel naar gender. Ook trans vrouwen (personen die bij de geboorte wettelijk geregistreerd werden als man op basis van geslachtskenmerken, maar een vrouwelijke genderidentiteit hebben) of intersekse personen (personen die geboren werden met variaties in geslachtskenmerken) horen hier bij. Ook ‘man’ refereert in deze context naar gender, inclusief trans mannen en intersekse personen. Houd er bovendien rekening mee dat niet iedereen zich al vrouw of man identificeert. Betrek ook non-binaire personen in je communicatie. Meer informatie over non-binair zijn kan je hier vinden: https://www.transgenderinfo.be/nl/identiteit/non-binair.